Vennbahn



Ik vertrek met de wagen richting Sankt Vith. In Sankt Vith zal ik fietsen op de Vennbahn richting de Eifelstreek in Duitsland. Ik passeer en rij via de Haelenerbrug over het meer van Robertville, een stuwmeer op de rivier de Warche. Vanaf de Haelenerbrug, die in het midden over het meer loopt, heb je een mooi uitzicht. Het meer ligt op het grondgebied van de gemeente Weismes in de plaats Robertville en heeft een oppervlakte van 62 hectare. Het is een echte trekpleister voor watersporters want je kan er zeilen, windsurfen, kajakken, waterfietsen, zwemmen en sportvissen. Dichte bossen reiken zelfs tot aan de oever. 

Ik kom aan in Sankt Vith en daar wil ik een stuk van de Vennbahn volgen richting Luxemburg. De Vennbahn was vroeger een spoorweg in de Oostkantons die door het Verdrag van Versailles aan België werd toegewezen, hoewel delen ervan door Duitsland liepen. De Vennbahn verbond de industriële centra van Aken (Duitsland) en Troisvierges (Luxemburg) op de kortst mogelijke manier. Het Vehnbahn fietspad werd reeds meer dan eens internationaal gelauwerd en is met ongeveer 125 km één van de langste tot fietspad geconverteerde spoorlijnen in Europa. In België is het traject Sankt Vith - Troisvierges de oude spoorlijn 47, dat ik een stuk zal volgen. Daarna fiets ik op de oude spoorlijn 46 richting de Duitse grens. In Duitsland volg ik verder de Ardennen-Eifel route tot in de gemeente Bleialf. Vervolgens fiets ik langs dezelfde weg terug naar Sankt Vith. RAVel is een comfortabel en veilig netwerk voor de trage weggebruiker. Ik volg hier dus de RAVel richtingsborden 46 en 47 op de Vennbahn.

 

Meer dan een eeuw lang was de Vennbahn de “ijzeren verbinding” tussen Aken en het noorden van Luxemburg. Een zeer bewogen tijd, die veel geschiedenis en verhalen heeft voortgebracht.
In Sankt Vith ga ik op zoek naar de startplaats van de Vennbahn. Ik kom aan bij een oud stationsgebouw, waar ik ook de Vennbahn zie. In het oude stationsgebouw uit het einde van de 19de eeuw beheert de geschiedenisvereniging "Zwischen Venn und Schneifel" dit museum. In het oude station, een mooi Wilhelminisch gebouw, herinnert het heemkundig museum echter aan de geschiedenis van de Eifelspoorweg in foto's, met stations- en locomotiefmodellen of met originele tentoonstellingen. Een ander aandachtspunt van het museum is de levende en alledaagse cultuur langs de Duits-Belgische grens. Kleding, meubels en gereedschap, meegenomen platen zoals ijzeren kachelplaten of bermkruisen van blauwe hardsteen getuigen van de vroegere vroomheid en de barre leefomstandigheden in de omgeving.

 

Na een bouwperiode van 5 jaar werd op 22 november 1887 het derde en laatste deel van de Vennbahn van Waimes naar Sankt Vith opengesteld. Een jaar later, op 1 oktober 1888, verbond de Vennbahn Aken met Bleialf en verder met Prüm en Trier. Met de aansluiting op de spoorweg ving voor Sankt Vith een gouden tijdperk aan. De stad werd tot een spoorwegknooppunt uitgebouwd en bood in de bloeiperiode van het treinverkeer arbeid aan meer dan 1200 personen. Wegens het sterk toenemende transport tussen Aken en Luxemburg werd de Vennbahn vanaf 1906 tweesporig uitgevoerd. In de bloeiperiode passeerden iedere dag 30 personen- en 80 goederentreinen door het station van Sankt Vith. Voor Sankt Vith bewerkstelligde de spoorweg een economische opleving, zoals blijkt uit de inwonersaantallen. In 1852 telde Sankt Vith zowat 1100 inwoners. In 1899, tien jaar na de aanleg van de Vennbahn, woonden hier 1800 mensen en in 1917 steeg hun aantal tot meer dan 2900. In 65 jaar nam de bevolking dus met ca 160% toe. Het grote aantal spoorwegbeambten heeft daartoe bijgedragen, maar ook de ontwikkeling van de landbouw, de handel en het houtbedrijf. In het station van Sankt Vith kwamen meststoffen, veevoeder, zaaigoed, kolen, gezaagd en ongezaagd hout aan, maar ook levend vee werd er verzonden.

 

In het begin van de jaren 1930 nam het verkeer evenwel sterk af en de Vennbahn werd over haar hele lengte op één spoor teruggebracht. Het plaatselijk goederenverkeer bleef op peil, omdat er toen nauwelijks vrachtwagens waren en de toestand van de wegen te wensen overliet.

Sankt Vith was eeuwenlang een belangrijke markt- en handelsplaats en eind 19de eeuw was het economisch gezien de belangrijkste plaats aan de Vennbahn. Het feit dat het een spoorknooppunt was, bezegelde in de Tweede Wereldoorlog echter ook het lot van de stad. Vooral het Ardennenoffensief in de winter van 1944-45 hebben de Vennbahn in de streek van Sankt Vith de genadeslag gegeven. Als strategische inrichting werden de spoorinstallaties, de stationsgebouwen, de stelplaats voor locomotieven en de volledige stad door een grootschalig bombardement met de grond gelijkgemaakt. Zij werden na de oorlog niet weder opgebouwd. Alleen het gebouw, waar zich op vandaag het museum "Zwischen Venn und Schneifel" bevindt, bleef overeind.

In 1954 vertrok de laatste regulaire reizigerstrein uit het station van Sankt Vith in de richting van Waimes. Sindsdien hebben bussen het persoonsverkeer overgenomen. De laatste reizigerstrein tussen Sankt Vith en Waimes maakte een toeristische rit in augustus 1980. Ook het goederenverkeer over het spoor verloor haar belang door de toenemende concurrentie van de vrachtwagens en alsmaar meer trajecten werden in de jaren 1960 afgebouwd. Het spoor tussen Waimes en Sankt Vith bleef nog in de jaren 1980 voortbestaan. Langzaam maar zeker gingen in Sankt Vith de lichten uit. De laatste goederentrein verliet de stad in september 1982 en vier jaar later werden de sporen uitgebroken. Nu is het niet meer door de trein maar door de woon-, diensten- en cultuurinfrastructuur dat Sankt Vith en omgeving sterke impulsen krijgen. Tegenwoordig is Sankt Vith een vitaal stadje in de Duitstalige gemeenschap. 

Klaar om met de fiets te vertrekken op de Vennbahn. Ik kom al vlug langs de fietsroute een gemeenschappelijk moestuintje tegen en een serre. De serre werd gebouwd door de inwoners van Sankt Vith en geeft de lokale bewoners de mogelijkheid om zelf groenten te zaaien, kweken en oogsten, en te luisteren naar geluidscomposities van internationale kunstenaars. Iedereen kan de serre bezoeken en er tijd doorbrengen. Ze is zo tegelijkertijd een open tuin en een geluidskunstwerk: een plaats van ontmoeting, tuinbouw, luisteren en stilte. Als een groot glasinstrument, bestaat de serre uit 8 transducers, die het glas diep binnenin laten trillen. Het glas produceert en versterkt zo klank die je zowel binnen als buiten kan horen. Leg je oor tegen het venster en ervaar een bijzondere klankwereld waarin geluid glas doet resoneren. In deze moestuin zie ik een prachtige vogelverschrikker staan, gemaakt uit hout. Op het hoofd van de vogelverschrikker zie ik wel een vogel zitten. Aan de andere kant van de fietsbaan zie ik nog een andere houten sculptuur met als titel “groei”. Onderaan het houten kunstwerk zie je mensen in een kring staan en in het midden heb je een omgekeerde kegel die de groei van de gemeenschappelijke tuin voorstelt. Ik merk hier ook een ander kunstwerk op, namelijk een fiets die versierd is met bloemen. Naast de moestuin zie ik een boom, waarvan ze de boomstam versierd hebben met een tapijt vol figuren en motieven. Alle tuingereedschappen hangen hier aan een metalen constructie die je kan gebruiken om in de moestuin te werken.

 

Soms verlaat ik de fietsroute, die door een bosrijke omgeving loopt. Ik fiets dan een stukje op een rijweg met autoverkeer om vervolgens weer op een fietspad tussen de bomen terecht te komen. Vlak achter het kleine stukje bos passeer ik een indrukwekkend snelwegviaduct en doorkruis dan het rustige Neidingen. Ook hier zijn talrijke beekjes en kreken een constante begeleider langs de route, waardoor er een gevarieerd landschap ontstaat.

 

In Neidingen veranderde de spoorweg de ingetogen rust pas echt. Alreeds bij de planning was het duidelijk dat er woonhuizen, stallingen, schuren en vele grasvelden moesten wijken voor de spoorweg. Dorpswegen en bevloeiingsgrachten werden doorsneden en verlegd en een brug deelde het dorp in twee. Een paar huizen lagen zo dicht bij de spoorweg, dat de rust ook hier voorbij was. De met stro bedekte huizen en stallingen enerzijds en de vonken van de stoomlocomotieven anderzijds vormden bovendien een groot brandrisico. In 1921 zijn effectief twee huizen in de vlammen opgegaan. Weinig dorpen aan de Vennbahn hadden zo een grote tol te betalen. Alhoewel de spoorweg het dorp doorkruiste, konden de Neidingers er de trein niet nemen. De spoorweg bracht in Neidingen evenwel werk en brood, want bij de bouw van de spoorweg werden vele boeren voor de werken ingehuurd.

 

Ik kom aan bij een brug, die vernoemd wordt naar Gilbert Perrin. Deze brug werd op 20 mei 2016 ingehuldigd op de RAVel van lijn 47. Gilbert Perring zijn verdienste is door een groot deel van de in onbruik geraakte spoorwegen in Wallonië te redden. Dankzij hem werd een overeenkomst ondertekend waarin staat dat er geen enkel stuk in onbruik geraakte spoorwegen aan iemand verkocht mag worden, zodat het fietsnetwerk verder kon worden uitgebouwd. Onder de brug kan je een rivier zien stromen en het is genieten van de landschappen hier.

 

Vervolgens kom ik aan bij de Lommersweilertunnel. De tunneldoorgang bij Lommersweiler ligt in het schilderachtige Ourdal. Dit is de oorspronkelijke tunnel uit 1888 en is 120 meter lang. Hij was vroeger dichtgemaakt, maar voor de doortrekking naar de Ardennen-Eifel fietsroute, werd ze rond 2008 opnieuw geopend. Als ik door de tunnel fiets voel ik dat het hier zeer koel is. Ik passeer vervolgens de plaats waar vroeger het treinstation van Lommersweiler was. Momenteel zie je geen stationsgebouwen meer. Het treinstation van Lommersweiler werd nog gebruikt tot in de jaren 1950. De spoorwegaanleg vroeger in dit gebied was moeilijk. Het terrein van dit traject zorgde voor heel wat problemen: diepe rots insnijdingen moesten gegraven worden, dijken moesten opgehoogd worden en meerdere bruggen en tunnels moesten gebouwd worden.

 

Ik heb nu een stuk van RAVel lijn 47 gevolgd en fiets vervolgens op RAVel lijn 46. Zo kom ik terecht in Steinebrück, aan de vroegere grens tussen België en Duitsland, nabij de rivier Our. Ik kan hier ook het vroegere douanegebouw zien. Verder zie ik hoog in de lucht terug een snelwegviaduct. Voor de bouw van de autoweg aan het eind van de jaren 1970 verliep alle douaneverkeer over Steinebrück. Vroeger was er hier ook een treinstation in Steinebrück dat in 1919 in gebruik werd genomen. Na het vertrek in Steinebrück kom ik terecht in de romantische en mooie vallei van de rivier Our, in de Ardennen en in het Eifelgebergte. Ik verlaat al snel de RAVel lijn 46 om in de omgeving van Hemmeres de Belgisch-Duitse grens over te steken. Aan de grens steek ik via een houten brug de rivier Our over en kom zo in Duitsland terecht en volg dan verder het Eifel-Ardennen fietspad.

 

De fietsroute Eifel-Ardennen maakt een ongeveer 37 km lange verbinding tussen het Belgische Sankt Vith en het Duitse Prüm door gebruik te maken van voormalige spoorwegbeddingen. Ik volg dit voormalig spoorwegtracé en fiets nu door een prachtig weide en boslandschap. Het is hier kennis maken met de mooie natuur. Ik zie hier ook een boer die bezig is het hooi op de hooiwagen aan het laden. Onderweg kom je regelmatig balen hooi tegen op de weide. De weide is niet altijd vlak, maar heeft een heuvelachtige vorm. Het zijn soms heerlijke vergezichten op het Eifellandschap.

Ik bereik een ecologisch moerasgebied en een bevervijver. Het is zeker de moeite waard om hier te stoppen en te genieten van het natuurgebied langs het fietspad. Infopanelen geven een volledige uitleg over het leven en de eigenschappen van de bever in dit natuurgebied. De bever is een werkzaam, vooruitziend en voorzichtig knaagdier. De bever is sociaal, maar eerder zwijgzaam en kent weinig vijanden. De bever staat hier onder natuurbescherming. Een ware bloemenpracht valt hier op. Met vingerhoedskruid en gele toortsen als blikvangers, bekleden ze de randen van het fietspad.
 
Nu bereik ik de vleermuistunnel in Bleialf. Aan het begin van de tunnel kan ik een infopaneel zien die uitleg geeft over verschillende soorten vleermuizen. Deze tunnel is ongeveer 400 meter lang en terug is het tamelijk koel in deze tunnel als ik erdoor fiets. De Bleialf tunnel is geopend in 1917. De tunnel is 5 meter breed en is daarom ontworpen voor een enkelsporige route. De hoogte van de tunnel is 5,7 meter, de zijwanden zijn gebetonneerd en het plafond is gemaakt van rode baksteen. Na het doorrijden van de tunnel kom ik aan in Bleialf en beslis om via dezelfde weg terug naar Sankt Vith te fietsen.

Na aankomst in Sankt Vith ga ik nog het stadscentrum gaan verkennen. Ik kom terecht op het nieuw ontworpen stadhuisplein van Sankt Vith. Het nodigt voorbijgangers uit om plaats te nemen op een halfrond rond het Vitusstandbeeld. Naast zitbanken zie ik ook banken staan waar je relaxed kunt in liggen. De sculptuur - die drie en een halve ton zwaar is - van de kunstenaar Ralf Ehmann staat in een waterpartij. Rondom zijn de namen van de 28 dorpen van de gemeente in steen gehouwen. In het granietwerk zie ik de voorstelling van Sint-Vitus, de beschermheilige van de stad. Het beeld van de leeuw, dat ook deel uitmaakt van het granietwerk, verwijst naar het wapenschild van de stad. Ook werd de stad naar Vitus genoemd, zoals in documenten vanaf 1131 terug te vinden is. Tegelijk zou de plaatselijke aanbidding van Vitus haar wortels in de middeleeuwen hebben. Vroeger vond de aanbidding van Vitus ook plaats in de vorm van bedevaarten. Je kan op verschillende plaatsen ook oude foto’s zien van het straatbeeld van Sankt Vith vroeger.

Een beetje verder kom ik de Büchelturm tegen. Dit is een restant van de stadsmuur van Sankt Vith. Het is een cilindrische toren opgetrokken uit breuksteen. De stadsmuur om de toenmalige stad werd opgericht  in 1350 en omvatte zeven torens. In 1689 werd de stadsmuur geslecht, waarbij één toren gespaard bleef. Deze raakte weliswaar in verval tot een ruïne en liep hij ook schade op tijdens de kerstbombardementen van 1944. In 1961 werd hij echter weer hersteld. De Büchelturm wordt nu beschouwd als een symbool voor het doorzettingsvermogen van de inwoners van Sankt Vith. Ik wandel nog door het nabijgelegen stadspark van Sankt Vith. Het stadspark van Sankt Vith is aangelegd op de ruïnes van de stad die op kerstdag 1944 tijdens de Slag om de Ardennen verwoest werd. In het park staan er verschillende soorten bomen en planten.

In het centrum kom ik ook nog de Sint-Catharinakapel tegen. Het betreft een zaalkerk in romaanse stijl, opgetrokken in blokken van natuursteen. De kapel is meerdere malen beschadigd en verwoest. In 1948 werd de kapel opnieuw opgebouwd en diende een tiental jaren als noodkerk, totdat de nieuwe Sint-Vituskerk gereed kwam. In 1984 werd de kapel geheel gerestaureerd. 

Ik keer terug naar mijn wagen om naar huis te rijden. Ziezo mijn daguitstap naar de Ardennen is een voltreffer geweest en keer dan ook met een tevreden en voldaan gevoel naar huis.

Populaire posts van deze blog

Lommelse Sahara

Doornik