Ik kom aan in Sankt Vith en daar wil ik een stuk van de Vennbahn volgen
richting Luxemburg. De Vennbahn was vroeger een spoorweg in de
Oostkantons die door het Verdrag van Versailles aan België werd toegewezen,
hoewel delen ervan door Duitsland liepen. De Vennbahn verbond de industriële
centra van Aken (Duitsland) en Troisvierges (Luxemburg) op de kortst mogelijke
manier. Het Vehnbahn fietspad werd reeds meer dan eens internationaal gelauwerd
en is met ongeveer 125 km één van de langste tot fietspad geconverteerde
spoorlijnen in Europa. In België is het traject Sankt Vith - Troisvierges de
oude spoorlijn 47, dat ik een stuk zal volgen. Daarna fiets ik op de oude
spoorlijn 46 richting de Duitse grens. In Duitsland volg ik verder de
Ardennen-Eifel route tot in de gemeente Bleialf. Vervolgens fiets ik langs
dezelfde weg terug naar Sankt Vith. RAVel is een comfortabel en veilig netwerk
voor de trage weggebruiker. Ik volg hier dus de RAVel richtingsborden 46 en 47
op de Vennbahn.
Meer dan een eeuw lang was de Vennbahn
de “ijzeren verbinding” tussen Aken en het noorden van Luxemburg. Een zeer
bewogen tijd, die veel geschiedenis en verhalen heeft voortgebracht.
In Sankt Vith ga ik op zoek naar de startplaats van de
Vennbahn. Ik kom aan bij een oud stationsgebouw, waar ik ook de Vennbahn zie. In het oude stationsgebouw uit het einde van de 19de
eeuw beheert de geschiedenisvereniging "Zwischen Venn und Schneifel"
dit museum. In het oude
station, een mooi Wilhelminisch gebouw, herinnert het heemkundig museum echter
aan de geschiedenis van de Eifelspoorweg in foto's, met stations- en
locomotiefmodellen of met originele tentoonstellingen. Een ander aandachtspunt
van het museum is de levende en alledaagse cultuur langs de Duits-Belgische
grens. Kleding, meubels en gereedschap, meegenomen platen zoals ijzeren
kachelplaten of bermkruisen van blauwe hardsteen getuigen van de vroegere
vroomheid en de barre leefomstandigheden in de omgeving.
Na een bouwperiode van 5 jaar werd op 22 november 1887 het
derde en laatste deel van de Vennbahn van Waimes naar Sankt Vith opengesteld.
Een jaar later, op 1 oktober 1888, verbond de Vennbahn Aken met Bleialf en
verder met Prüm en Trier. Met de aansluiting op de spoorweg ving voor Sankt
Vith een gouden tijdperk aan. De stad werd tot een spoorwegknooppunt uitgebouwd
en bood in de bloeiperiode van het treinverkeer arbeid aan meer dan 1200
personen. Wegens het sterk toenemende transport tussen Aken en Luxemburg werd
de Vennbahn vanaf 1906 tweesporig uitgevoerd. In de bloeiperiode passeerden
iedere dag 30 personen- en 80 goederentreinen door het station van Sankt Vith.
Voor Sankt Vith bewerkstelligde de spoorweg een economische opleving, zoals
blijkt uit de inwonersaantallen. In 1852 telde Sankt Vith zowat 1100 inwoners.
In 1899, tien jaar na de aanleg van de Vennbahn, woonden hier 1800 mensen en in
1917 steeg hun aantal tot meer dan 2900. In 65 jaar nam de bevolking dus met ca
160% toe. Het grote aantal spoorwegbeambten heeft daartoe bijgedragen, maar ook
de ontwikkeling van de landbouw, de handel en het houtbedrijf. In het station
van Sankt Vith kwamen meststoffen, veevoeder, zaaigoed, kolen, gezaagd en
ongezaagd hout aan, maar ook levend vee werd er verzonden.
In het begin van de jaren 1930 nam het verkeer evenwel sterk
af en de Vennbahn werd over haar hele lengte op één spoor teruggebracht. Het
plaatselijk goederenverkeer bleef op peil, omdat er toen nauwelijks
vrachtwagens waren en de toestand van de wegen te wensen overliet.
Sankt Vith was eeuwenlang een belangrijke markt- en handelsplaats
en eind 19de eeuw was het economisch gezien de belangrijkste plaats
aan de Vennbahn. Het feit dat het een spoorknooppunt was, bezegelde in de
Tweede Wereldoorlog echter ook het lot van de stad. Vooral het
Ardennenoffensief in de winter van 1944-45 hebben de Vennbahn in de streek van
Sankt Vith de genadeslag gegeven. Als strategische inrichting werden de
spoorinstallaties, de stationsgebouwen, de stelplaats voor locomotieven en de
volledige stad door een grootschalig bombardement met de grond gelijkgemaakt.
Zij werden na de oorlog niet weder opgebouwd. Alleen het gebouw, waar zich op
vandaag het museum "Zwischen
Venn und Schneifel" bevindt, bleef overeind.
In 1954 vertrok de laatste regulaire reizigerstrein uit het
station van Sankt Vith in de richting van Waimes. Sindsdien hebben bussen het
persoonsverkeer overgenomen. De laatste reizigerstrein tussen Sankt Vith en
Waimes maakte een toeristische rit in augustus 1980. Ook het goederenverkeer
over het spoor verloor haar belang door de toenemende concurrentie van de
vrachtwagens en alsmaar meer trajecten werden in de jaren 1960 afgebouwd. Het
spoor tussen Waimes en Sankt Vith bleef nog in de jaren 1980 voortbestaan.
Langzaam maar zeker gingen in Sankt Vith de lichten uit. De laatste
goederentrein verliet de stad in september 1982 en vier jaar later werden de
sporen uitgebroken. Nu is het niet meer door de trein maar door de woon-,
diensten- en cultuurinfrastructuur dat Sankt Vith en omgeving sterke impulsen
krijgen. Tegenwoordig is Sankt Vith een vitaal stadje in de Duitstalige
gemeenschap.
Klaar om met de fiets te vertrekken op de Vennbahn. Ik kom al
vlug langs de fietsroute een gemeenschappelijk moestuintje tegen en een serre.
De serre werd gebouwd door de inwoners van Sankt Vith en geeft de lokale
bewoners de mogelijkheid om zelf groenten te zaaien, kweken en oogsten, en te
luisteren naar geluidscomposities van internationale kunstenaars. Iedereen kan
de serre bezoeken en er tijd doorbrengen. Ze is zo tegelijkertijd een open tuin
en een geluidskunstwerk: een plaats van ontmoeting, tuinbouw, luisteren en
stilte. Als een groot glasinstrument, bestaat de serre uit 8 transducers, die
het glas diep binnenin laten trillen. Het glas produceert en versterkt zo klank
die je zowel binnen als buiten kan horen. Leg je oor tegen het venster en
ervaar een bijzondere klankwereld waarin geluid glas doet resoneren. In deze moestuin
zie ik een prachtige vogelverschrikker staan, gemaakt uit hout. Op het hoofd
van de vogelverschrikker zie ik wel een vogel zitten. Aan de andere kant van de
fietsbaan zie ik nog een andere houten sculptuur met als titel “groei”.
Onderaan het houten kunstwerk zie je mensen in een kring staan en in het midden
heb je een omgekeerde kegel die de groei van de gemeenschappelijke tuin
voorstelt. Ik merk hier ook een ander kunstwerk op, namelijk een fiets die
versierd is met bloemen. Naast de moestuin zie ik een boom, waarvan ze de
boomstam versierd hebben met een tapijt vol figuren en motieven. Alle
tuingereedschappen hangen hier aan een metalen constructie die je kan gebruiken
om in de moestuin te werken.
Soms verlaat ik de fietsroute, die door een bosrijke omgeving
loopt. Ik fiets dan een stukje op een rijweg met autoverkeer om vervolgens weer
op een fietspad tussen de bomen terecht te komen. Vlak achter het kleine stukje bos passeer ik een indrukwekkend
snelwegviaduct en doorkruis dan het rustige Neidingen. Ook hier zijn talrijke
beekjes en kreken een constante begeleider langs de route, waardoor er een
gevarieerd landschap ontstaat.
In Neidingen veranderde de spoorweg de
ingetogen rust pas echt. Alreeds bij de planning was het duidelijk dat er
woonhuizen, stallingen, schuren en vele grasvelden moesten wijken voor de
spoorweg. Dorpswegen en bevloeiingsgrachten werden doorsneden en verlegd en een
brug deelde het dorp in twee. Een paar huizen lagen zo dicht bij de spoorweg,
dat de rust ook hier voorbij was. De met stro bedekte huizen en stallingen
enerzijds en de vonken van de stoomlocomotieven anderzijds vormden bovendien
een groot brandrisico. In 1921 zijn effectief twee huizen in de vlammen
opgegaan. Weinig dorpen aan de Vennbahn hadden zo een grote tol te betalen.
Alhoewel de spoorweg het dorp doorkruiste, konden de Neidingers er de trein
niet nemen. De spoorweg bracht in Neidingen evenwel werk en brood, want bij de
bouw van de spoorweg werden vele boeren voor de werken ingehuurd.
Ik kom aan bij een brug, die vernoemd wordt naar Gilbert
Perrin. Deze brug werd op 20 mei 2016 ingehuldigd op de RAVel van lijn 47.
Gilbert Perring zijn verdienste is door een groot deel van de in onbruik
geraakte spoorwegen in Wallonië te redden. Dankzij hem werd een overeenkomst
ondertekend waarin staat dat er geen enkel stuk in onbruik geraakte spoorwegen
aan iemand verkocht mag worden, zodat het fietsnetwerk verder kon worden
uitgebouwd. Onder de brug kan je een rivier zien stromen en het is genieten van
de landschappen hier.
Vervolgens kom ik aan bij de Lommersweilertunnel. De
tunneldoorgang bij Lommersweiler ligt in het schilderachtige Ourdal. Dit is de
oorspronkelijke tunnel uit 1888 en is 120 meter lang. Hij was vroeger
dichtgemaakt, maar voor de doortrekking naar de Ardennen-Eifel fietsroute, werd
ze rond 2008 opnieuw geopend. Als ik door de tunnel fiets voel ik dat het hier zeer
koel is. Ik passeer vervolgens de plaats waar vroeger het treinstation van
Lommersweiler was. Momenteel zie je geen stationsgebouwen meer. Het
treinstation van Lommersweiler werd nog gebruikt tot in de jaren 1950. De
spoorwegaanleg vroeger in dit gebied was moeilijk. Het terrein van dit traject
zorgde voor heel wat problemen: diepe rots insnijdingen moesten gegraven
worden, dijken moesten opgehoogd worden en meerdere bruggen en tunnels moesten
gebouwd worden.
Ik heb nu een stuk van RAVel lijn 47 gevolgd en fiets vervolgens
op RAVel lijn 46. Zo kom ik terecht in Steinebrück, aan de vroegere grens
tussen België en Duitsland, nabij de rivier Our. Ik kan hier ook het vroegere
douanegebouw zien. Verder zie ik hoog in de lucht terug een snelwegviaduct. Voor
de bouw van de autoweg aan het eind van de jaren 1970 verliep alle
douaneverkeer over Steinebrück. Vroeger was er hier ook een treinstation in
Steinebrück dat in 1919 in gebruik werd genomen. Na het vertrek in Steinebrück
kom ik terecht in de romantische en mooie vallei van de rivier Our, in de
Ardennen en in het Eifelgebergte. Ik verlaat al snel de RAVel lijn 46 om in de
omgeving van Hemmeres de Belgisch-Duitse grens over te steken. Aan de grens
steek ik via een houten brug de rivier Our over en kom zo in Duitsland terecht
en volg dan verder het Eifel-Ardennen fietspad.
De fietsroute Eifel-Ardennen maakt een ongeveer 37 km lange
verbinding tussen het Belgische Sankt Vith en het Duitse Prüm door gebruik te
maken van voormalige spoorwegbeddingen. Ik volg dit voormalig spoorwegtracé en fiets
nu door een prachtig weide en boslandschap. Het is hier kennis maken met de
mooie natuur. Ik zie hier ook een boer die bezig is het hooi op de hooiwagen
aan het laden. Onderweg kom je regelmatig balen hooi tegen op de weide. De
weide is niet altijd vlak, maar heeft een heuvelachtige vorm. Het zijn soms
heerlijke vergezichten op het Eifellandschap.
Ik bereik een ecologisch moerasgebied en een bevervijver. Het
is zeker de moeite waard om hier te stoppen en te genieten van het natuurgebied
langs het fietspad. Infopanelen geven een volledige uitleg over het leven en de
eigenschappen van de bever in dit natuurgebied. De bever is een werkzaam,
vooruitziend en voorzichtig knaagdier. De bever is sociaal, maar
eerder zwijgzaam en kent weinig vijanden. De bever staat hier onder
natuurbescherming. Een ware bloemenpracht valt hier op. Met vingerhoedskruid en
gele toortsen als blikvangers, bekleden ze de randen van het fietspad.
Nu bereik ik de vleermuistunnel in Bleialf. Aan het begin van
de tunnel kan ik een infopaneel zien die uitleg geeft over verschillende
soorten vleermuizen. Deze tunnel is ongeveer 400 meter lang en terug is het
tamelijk koel in deze tunnel als ik erdoor fiets. De Bleialf tunnel is geopend
in 1917. De tunnel is 5 meter breed en is daarom ontworpen voor een
enkelsporige route. De hoogte van de tunnel is 5,7 meter, de zijwanden zijn
gebetonneerd en het plafond is gemaakt van rode baksteen. Na het doorrijden van de tunnel kom ik aan in Bleialf en
beslis om via dezelfde weg terug naar Sankt Vith te fietsen.
Na aankomst
in Sankt Vith ga ik nog het stadscentrum gaan verkennen. Ik kom terecht op het
nieuw ontworpen stadhuisplein van Sankt Vith. Het nodigt voorbijgangers uit om
plaats te nemen op een halfrond rond het Vitusstandbeeld. Naast zitbanken zie
ik ook banken staan waar je relaxed kunt in liggen. De sculptuur - die drie en
een halve ton zwaar is - van de kunstenaar Ralf Ehmann staat in een
waterpartij. Rondom zijn de namen van de 28 dorpen van de gemeente in steen
gehouwen. In het granietwerk zie ik de voorstelling van Sint-Vitus, de
beschermheilige van de stad. Het beeld van de leeuw, dat ook deel uitmaakt van
het granietwerk, verwijst naar het wapenschild van de stad. Ook werd de stad
naar Vitus genoemd, zoals in documenten vanaf 1131 terug te vinden is. Tegelijk
zou de plaatselijke aanbidding van Vitus haar wortels in de middeleeuwen
hebben. Vroeger vond de aanbidding van Vitus ook plaats in de vorm van
bedevaarten. Je kan op verschillende plaatsen ook oude foto’s zien van het
straatbeeld van Sankt Vith vroeger.
Een beetje
verder kom ik de Büchelturm tegen. Dit is een restant van de stadsmuur van
Sankt Vith. Het is een cilindrische toren opgetrokken uit breuksteen. De
stadsmuur om de toenmalige stad werd opgericht
in 1350 en omvatte zeven torens. In 1689 werd de stadsmuur geslecht,
waarbij één toren gespaard bleef. Deze raakte weliswaar in verval tot een
ruïne en liep hij ook schade op tijdens de kerstbombardementen van 1944. In
1961 werd hij echter weer hersteld. De Büchelturm wordt nu beschouwd als een symbool voor het
doorzettingsvermogen van de inwoners van Sankt Vith. Ik wandel nog door het
nabijgelegen stadspark van Sankt Vith. Het stadspark van Sankt Vith is
aangelegd op de ruïnes van de stad die op kerstdag 1944 tijdens de Slag om de
Ardennen verwoest werd. In het park staan er verschillende soorten bomen en
planten.
In het
centrum kom ik ook nog de Sint-Catharinakapel tegen. Het betreft een zaalkerk
in romaanse stijl, opgetrokken in blokken van natuursteen. De kapel is meerdere
malen beschadigd en verwoest. In 1948 werd de kapel opnieuw opgebouwd en diende
een tiental jaren als noodkerk, totdat de nieuwe Sint-Vituskerk gereed
kwam. In 1984 werd de kapel geheel gerestaureerd.
Ik keer terug naar mijn wagen om naar huis te rijden. Ziezo mijn
daguitstap naar de Ardennen is een voltreffer geweest en keer dan ook met een
tevreden en voldaan gevoel naar huis.