Doornik
Vandaag ga ik de stad Doornik (in het Frans Tournai) gaan verkennen. Ik vertrek met de wagen naar Brunehaut in België, nabij
de Schelde en aan de grens met Frankrijk. Brunehaut ligt ten zuiden van Doornik. Ik vertrek met de fiets langs de Schelde naar de stad
Doornik. Dit is de tweede oudste stad van België en heeft cultuurhistorisch een
grote rol gespeeld. Doornik bestond al in de Romeinse tijd onder de naam Turnacum en
kende haar hoogtepunt tijdens de eerste en tweede eeuw. De stad werd gesticht
aan de Schelde op de kruising van heirbanen. De politieke onrust en de invallen
maakten een einde aan deze bloeitijd en in de derde en vierde eeuw kende de
stad een krimp en werd ze versterkt.
Nabij Péronnes kan ik de samenvloeiing zien van het kanaal
"Péronnes-Blaton-Nimy" in de Schelde. Het Kanaal
“Péronnes-Blaton-Nimy” verbindt Péronnes gelegen aan de Schelde met Nimy
bij Bergen. Ik nader het dorp Antoing en kan nu aan de overkant van de
Schelde een deel van het kasteel van Antoing zien. Met zijn toren lijkt het wel
een sprookjeskasteel dat de volledige Scheldevallei domineert. Het kasteel van
Antoing is de privéresidentie van de Prinsen van Ligne, waar Filips de Goede,
Karel de Stoute, Maximiliaan van Oostenrijk en vele anderen hebben verbleven.
In de 19de eeuw werd het kasteel volledig herbouwd in neogotische
stijl. Ik merk dat op de toren een vlag wappert. Dit betekend dat de heer des
huizes aanwezig is. Van dichtbij ben ik het kasteel niet gaan bezoeken. Nabij
de brug over de Schelde die naar het dorpsplein van Antoing gaat, kan ik nog
een prachtig kunstwerk zien. Ik kan in het kunstwerk met ijzerdraad een
paardenkop herkennen dat gedragen wordt door 3 handen op een opdienblad. Dit
kunstwerk staat op verschillende rotsblokken. Niet zoveel verder kan ik nog een
opvallende sculptuur uit hout zien van een ridder.
Bij mijn
aankomst in Doornik ga ik eerst naar de andere kant van de Schelde en ga naar
de Sint-Brixius kerk uit de 12de eeuw gaan kijken. Het Rooms-katholieke gebedshuis
is gewijd aan Brixius van Tours. Brixius was een Frankische bisschop van de Franse stad Tours. Het gebouw
is hoofdzakelijk romaans, deels gotisch, overdekt met rode platte
tegels in oude stijl en omring door groen. Buiten valt de vierkante
klokkentoren uit de 15de eeuw op, met erachter een schip en een
dwarsbeuk met daarop een tweede toren. De klokkentoren deed dienst als belfort van
de rechteroever, zolang dit stadsdeel nog buiten het eigenlijke Doornik viel. Archeologen hebben binnen
in de kerk onder de altaar ruimte een romaanse crypte van de 12de eeuw
blootgelegd. Bij de bouw van een godshuis naast
de kerk deed men in 1653 een fabelachtige vondst: het intacte graf van de Merovingische koning Childerik I kwam bloot te liggen. Door de nabijheid van het station heeft de kerk zwaar afgezien tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vooral
het interieur werd bij de Duitse luchtaanvallen onherstelbaar beschadigd. De
restauratiewerken duurden tot 1954.
Achter de kerk op Place Clovis staat het monument van Gabrielle Petit. Zij werd geboren in Doornik in 1893 en was een Belgisch verzetsheldin uit de Eerste Wereldoorlog. Rond haar dood voor het vuurpeloton werd een nationale cultus gecreëerd. Het monument voor verzetsstrijdster Gabrielle Petit werd in mei 1924 ingehuldigd door de lokale autoriteiten.
Ik keer terug naar de linkeroever van de Schelde. Aan de
brug over de Schelde kan ik het bronzen beeld de Naïade zien. Het stelt een
naakte vrouw voor. Het beeld werd hier geplaatst op 31 augustus 1950 en lokte
onmiddellijk heftige reacties uit. Daarna verdween het beeld uit het zicht en
werd het onder de brug geplaatst. Meer dan dertig jaar later zal het zich
opnieuw in het volle zicht opdringen door terug te keren naar zijn
oorspronkelijke locatie. Naïade is het symbool van vrijheid, ze is de
patroonheilige van de carnavalsverenigingen van Doornik tijdens vastenavond.
Ik bereik nu de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (of
Notre-Dame cathédrale) van Doornik, die in het hart ligt van de oude stad.
Nabij de kathedraal kan ik een bronzen beeld “les aveugles” of blindengroep
zien. Het beeld stelt een groep van vier blinden voor die geleid worden door
een kind. Het is een beeld van de Belgische beeldhouwer Guillaume Charlier en
is gemaakt in 1906.
De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal is de kathedraal van
het bisdom Doornik. Deze romaanse kathedraal werd in
2000 op de Werelderfgoedlijst van de Unesco geplaatst.
Ze is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Door de eeuwen heen
heeft de Notre-Dame kathedraal in Doornik zijn architecturale expressie en zijn
religieuze en culturele functies behouden. Sinds de bouw symboliseert het bisschoppelijke
macht. De kathedraal is met haar 134 meter lengte een van de grootste kerken
van België. De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal werd gebouwd in de eerste helft van de 12de
eeuw. Kenmerkend zijn een romaanse middenbeuk van buitengewone afmetingen, een
schat aan beeldhouwwerk op de pijlers en een transept met vijf even hoge torens
erop. De afmetingen van het transept versierd met vijf torens, is zeker het
belangrijkste kenmerk van de kathedraal. De vier hoektorens rondom het
transept, en de vieringtoren daartussen, domineren met hun 83 meter
het stadsbeeld. Qua stijl is de kathedraal een voorloper van de gotiek. De
kathedraal laat zien dat de architectuur van het Île-de-France, het Rijnland en
Normandië elkaar beïnvloedde. Met zijn imposante afmetingen is de kathedraal
een typisch voorbeeld van de school ten noorden van de Seine. Zij bouwden grote
gebouwen, voorlopers van de uitgestrekte gotische kathedralen. Architectonisch
gezien is het één van de belangrijkste gebouwen van België, een baanbrekende
romaanse voorloper met tal van elementen die in de gotiek hoogtij zouden vieren. Nadien is men
er nergens in geslaagd om het harmonieuze beeld met de vijf even hoge torens te
evenaren. De schade veroorzaakt door bombardementen uit de Tweede Wereldoorlog
bleef voornamelijk beperkt tot brandschade aan het dak van het schip en aan
enkele kapittelgebouwen. De restauraties werden uitgevoerd met het grootste
respect voor het gebouw. Na een tornado in 1999 is de stabiliteit van dit
enorme bouwwerk in gevaar gekomen en waren er stabilisatiewerken noodzakelijk. De
schade was indrukwekkend en sindsdien staat de kathedraal onder streng
toezicht. Ik zie dat er nu ook restauraties aan de gang zijn aan de achterkant
van de kathedraal. Ik heb de tijd genomen om de architectuur van de kathedraal
vanuit alle richtingen te bewonderen. Deze kathedraal is een feest voor kunst-
en geschiedenisliefhebbers. Je voelt je klein tegenover deze indrukwekkende kathedraal.
De ingang van de kathedraal is op het plein “Place de
l’Evêché”. Ik bereik het plein via de “Valse Poort” (Fausse Porte). Boven de
Valse Poort heb je de Vincentiuskapel. Op dit plein kan je ook het gebouw zien
van het bisdom Doornik. Boven de ingang van de kathedraal kan ik een rozet
zien. De portiek voor de westgevel dateert van rond 1500. De stenen beelden
naast de toegangsdeur stellen de beschermheren van de kathedraal voor. Ik neem
ook de tijd om de kathedraal binnen te gaan verkennen. Aan de ingang van de
kathedraal kan ik een maquette van het gebouw zien. Tussen 1243 - 1255 werd het
romaanse koor vervangen door een enorm koor in zuiver gotische stijl. Het koordoksaal in renaissancestijl stamt
uit 1574 en
is een meesterwerk van Cornelis Floris de Vriendt. Een doksaal is
hier een stenen wand die in de kathedraal het schip scheidt van het koor. Het schip en transept herbergen de grootste collectie
sculpturen en romaanse wandschilderingen in België. Er zijn hier wel prachtige
kerkversieringen te bewonderen. Ik kan aan één kant van de kathedraal zien dat
archeologen zeer diepe funderingen en gevelmuren van de Romaanse kathedraal
hebben blootgelegd.
Ik wandel verder en kom nu op de Grote Markt (Grand
Place) terecht. Op dit plein met de atypische vorm van een driehoek koesteren
we ons in de gezellige sfeer die de terrasjes van de vele bistro’s en
restaurants uitademen. De Grote Markt is één van de ontspanningsplekjes in de
stad waar u kunt genieten van een lokale specialiteit in de schaduw van het
Belfort, van de Lakenhal of van de Sint-Kwintenskerk. Ik merk dat de terrasjes
goed vol zitten op deze zomerse dag.
Vanop dit plein kan je het Belfort zien. Het belfort
van Doornik is het oudste van België en is gebouwd in 1192. Het staat symbool
voor de gemeentelijke vrijheden. Deze prachtige karakteristieke
bezienswaardigheid uit de 12de eeuw domineert de Grand Place. Het
gebouw is 72 meter hoog en de top biedt een adembenemend zicht
op Doornik en haar omgeving. Tijdens de beklimming van de toren met zijn 257 treden kan je de kamer
van de beiaardier zien. Tegenwoordig bestaat de beiaard uit 56
klokken. Ze hangen in een ruimte afgeschermd met klankborden. Op het einde van de 12de eeuw stond er op deze plek een wachttoren met
twee klokken die diende om de bevolking bijeen te roepen. Van de vier klokken die
Robins de Croisilles na de grote stadsbrand in 1393 goot, zijn er nog twee
bewaard: de Bancloque en de Tocsin.
Als de vijf ton zware klok de Bancloque geluid werd, wist de
bevolking dat er op de Grand Place een belangrijke aankondiging zou worden
gedaan aan de bevolking zoals beslissingen, processen, vonnissen of executies.
Bovenaan in de lantaarn hangt de noodklok Tocsin.
Dit was het brandalarm als deze klok werd gebruikt. De
klok Vigneron barstte in 1416 en werd dan terug gesmolten. Hij
begeleidde het openen en sluiten van de stadspoorten en van de kroegen. Bij
aanvallen en invasies op de stad luidden de Bancloque en
de Vigneron tegelijk om de wachtpoorters te wapen te roepen. Het
belfort kende door de jaren heen een bewogen geschiedenis. Zo diende het ooit
als gevangenis en zelfs als stadhuis. Toen in 1940 Doornik een regen van
brandbommen moest doorstaan, was het belfort één van de weinige gebouwen die
overeind bleef. Sinds 1999 prijkt het monument dan ook op de lijst van Unesco.
Een ander opvallend gebouw dat mijn aandacht trekt op de Grand
Place is de Lakenhal. De bouw van de allereerste hal gaat terug tot
de 13de eeuw. Opgetrokken in hout werd ze door een storm
weggeblazen. Ze werd opnieuw opgebouwd (1610-1611) in een mengvorm van
bouwstijlen. Je herkent zowel elementen van de renaissancestijl op de
eerste verdieping, een frontispice met Ionische zuilen, barok op de puntgevels
als gotiek op de spitsbogen. De Lakenhal werd vroeger gebruikt als handel- en
opslagplaats voor de lakenstoffen. De lakenhandelaars kwamen bijeen op de
binnenplaats. Het gebouw is inmiddels al een paar keer verbouwd of
gerestaureerd en tegenwoordig is ze alleen toegankelijk tijdens speciale
evenementen. Het gebouw is hoofdzakelijk van buiten te bezichtigen. De
voorgevel van dit prachtgebouw werd gerestaureerd tijdens de aanleg van de nieuwe
Grand Place, ingehuldigd in 1998.
Op de Grand Place kan ik ook de Sint-Kwintenskerk zien. De
oorsprong van de kerk is vermoedelijk verbonden met de grote Gallo-Romeinse begraafplaats
waar ze overheen is gebouwd. Het buitenaanzicht is een typisch
voorbeeld van de romaanse bouwstijl. De kerk dateert van
eind de 12de eeuw, terwijl het koor en de dwarsbeuken eerder al
getuigen van de overgang tussen romaans en gotiek. In één van de hoeken bevindt
zich in een kapel de graftombe van Pasquier Grenier die ervoor zorgde dat de
tapijtkunst in Doornik bekend werd. Daarnaast financierde hij ook de bouw van
het koor en de kapellen. Hij ligt dus eigenlijk begraven in zijn ‘eigen’ kapel.
De kerk liep grote schade op bij een bombardement in mei 1940.
Je kan op de Grand Place ook het standbeeld van Lalaing
zien. Maria Christina van Lalaing voerde het bevel over de verdediging van de stad tijdens het Beleg van
Doornik in 1581 tegen de graaf Alexander Farnese van Parma.
Dagelijks controleerde zij de verdedigingslijn, zelfs na haar verwondingen die
ze opliep. Parma was op 1 oktober, met de winter voor de deur, nog
onverwacht voor de poorten verschenen. Nadat bleek dat een ontzetting niet
mogelijk was onderhandelde ze een eervolle overgave van Doornik met Parma. De
bewoners vertrokken uit de stad, alsook Maria Christina van Lalaing vertrok met
al haar bezittingen. Tijdens het verlaten van de stad ontving ze zulke
daverende toejuichingen, dat het wel leek alsof ze de overwinnaar was. Via
Oudenaarde en Gent ging ze naar Antwerpen, waar ze in 1582 stierf.
Ze werd geboren in Condé-sur-l’Escaut in het jaar 1545. In 1863 kreeg ze als
eerste Belgische vrouw een standbeeld op de Grand Place in Doornik.
Ik verlaat de Grand Place en kom terecht op het plein Place de
Lille, de vroegere veemarkt. Op dit plein kan ik de Sainte-Margueritekerk zien. De kerk werd in 1288 in
gotische stijl gebouwd door de bisschop van Doornik. De bouw vorderde langzaam
zodat de toren pas in 1349 werd gebouwd. In de 17de eeuw kwam de
stad Doornik na de verovering van de Franse koning Lodewijk XIV in Frans bezit.
Het heiligdom werd door
Lodewijk XIV aan de abdij van Saint-Médard geschonken om het verlies van het
klooster tijdens de bouw van de citadel te compenseren. In 1733 verwoestte een
hevig vuur de kerk, waarbij alleen de toren werd gespaard. Pas kort voor 1760 werd het herbouwd door de abt in een neoklassieke
stijl. Tegenwoordig
is het de enige bewaard gebleven abdijkerk in de stad. Het is vandaag ontheiligd en in 1968 werd de kerk definitief
gesloten voor publiek. Opvallend aan deze kerk is het contrast tussen het
portaal en de toren. Een portaal is een architectonisch sterk
benadrukte ingang van een kerk. Het portaal is uitgevoerd in witte steen en
bedekt met gele kalk. Boven de toegangsdeur kan ik guirlandes zien. Zowel
links als rechts van de toegangsdeur zie ik dubbele zuilen met Ionische
guirlande kapitelen. Deze dragen een hoofdgestel waarop een driehoekig fronton
rust met een timpaan versierd met een medaillon geflankeerd door plantmotieven.
De toren en het portaal zijn geklasseerd als monument op 15 september 1936.
Op Place de Lille kan ik nog het monument voor Franse
soldaten zien. Het Franse monument werd in 1897 ontworpen. Het is een stenen
monument van 12 meter hoog en bestaat uit een hoge roze granieten zuil. Bovenop
de zuil staat een bronzen beeld van een vrouw met een omhooggestoken zegepalm
in de hand. Het monument is opgericht ter nagedachtenis van de Franse soldaten
die sneuvelden tijdens de bevrijding van de Antwerpen in 1832. Koning Leopold I
moest het hoofd bieden aan een Nederlandse inval en verzocht in diplomatiek
verband om de tussenkomst van het Franse leger. Het monument staat in Doornik omdat
het stadsbestuur van Antwerpen het niet wilde hebben. Doornik was de plaats
waar de Franse belegeringstroepen België waren binnengetrokken. Rondom het
monument onderaan kan je verschillende wapenschilden van Belgische provincies
zien. Boven deze wapenschilden en ook rondom het monument kan je figuren zien
die deze strijd uitbeelden.
Ik keer terug naar de Schelde en ga naar Pont des Trous
over de Schelde. Deze waterpoort is het meest prestigieuze en unieke militaire
bouwwerk van de stad en maakte deel uit van de tweede stadsomwalling. Ze
werd gebouwd op het einde van de 13de eeuw en het heeft heel wat
jaren geduurd vooraleer ze volledig was afgewerkt. Zo dateert de toren op de
linkeroever uit 1281 en de toren op de rechteroever uit 1304. Voor optimale
bescherming zijn de torens naar de buitenzijde rond afgewerkt terwijl de zijden
aan de kant van de stad rechthoekig zijn. Door de gaten in de overspanning
bleef de scheepvaart mogelijk. Wat je vandaag ziet, is een heropgebouwde poort.
In de loop van haar bestaan, van de 13de eeuw tot nu werd ze
meermaals vernield, geheel of gedeeltelijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd
de poort ernstig beschadigd. Om transport met grotere binnenschepen mogelijk te
maken, werd de poort tijdens de herstelling meer dan twee meter hoger
gemaakt. Omdat de tonnage van schepen steeds maar verhoogt, staat het
voortbestaan van de poort in haar huidige vorm weer ter discussie.
Doornik
is eigenlijk een sfeervolle stad en het is aangenaam om te kuieren in de stad
of langs de kade. De stad heeft cultuurhistorisch een belangrijke rol gespeeld en is nog
steeds één van de belangrijkste monumentsteden van België. Doornik heeft
bezienswaardigheden en boeiende musea in overvloed. Allemaal toeristische
toppers die Doornik maken tot die prestigieuze stad met een rijke historische
achtergrond. Na mijn bezoek aan Doornik keer ik terug per fiets naar Brunehaut,
waar mijn wagen staat.